Harar is niet klaar voor toerisme
Door: Arjan Terpstra / De Pers
Soms gehoorzamen de mooiste plaatsen niet aan de wensen van de wereldreiziger. Het Ethiopische Harar heeft alles, ook stenengooiende gidsen.
Harar intrigeert als je de reisgids voor Ethiopië doorbladert. De bekende toeristische plekken liggen in het noorden van het land: de monolieten (gebeeldhouwde pilaren) van Aksum, het machtige Lake Tana of de in steen uitgehouwen kerken van Lalibella. In het oosten zoek je vergeefs naar monumenten van dat formaat. De cultureel-historische waarde ligt in subtielere factoren.
Harar is van oudsher een pleisterplaats van kamelenkaravanen, een commercieel centrum voor handel van centraal Afrika tot India en het Arabisch schiereiland. De karavanen brachten naast handel ook religie en politiek, en Harar was tot 1887 een islamitische vrijstaat in het door orthodoxe christenen geregeerde Ethiopië. Tegelijk is het de stad waar de Makonnen-dynastie groot werd: de vader van Ras Tafari Mekonnen (beter bekend als de Ethiopische koning Haile Selassie) was gouverneur van Harar; de latere vorst groeide er op.
Gebedshuizen
Tel daarbij de prachtige wirwar aan straatjes op, de intacte middeleeuwse ommuring met vijf arabische poorten, de 110 moskeeën en 102 christelijke gebedsplaatsen, en je waant jezelf in een cultuurhistorisch luilekkerland. Waar te beginnen? Eerst maar even een gids uitzoeken, zoals met klem geadviseerd wordt: er is een gilde aan gidsen, hen overslaan bij een bezoek aan de oude stad levert problemen op. Bij de eerste poort kiezen we een jongeman uit die ‘very English’ spreekt. Geduw en getrek van de andere gidsen; waarom nemen we hèm? Beleefdheden helpen niet om de lastige situatie op te lossen, dus we duwen onszelf maar onbeleefd de eerste straten in.
Toegegeven, dat was een foutje.
Rimbaud
Prachtige stoffen liggen uitgestald in winkels. We draaien markten op, kleurrijk als filmsets, vinden verkoeling en informatie over de stad in het gerestaureerde huis van de Franse dichter Arthur Rimbaud. Hier en daar is het stil in deze sprookjesstad, dan is het machtig toeven.
Maar op andere plekken begint het weer: een constant getrek en geduw om onze aandacht. Negatief getrek en geduw, we herkennen de boze gidsen. We hebben India gezien, Thailand, bedelaars en straatverkopers van alle landen, maar niemand irriteert zoals men irriteert in Harar. Niet opzij gaan als je ergens langs wilt. Aan je spullen zitten na dertien waarschuwingen, vlak naast je voet spuwen. Aan je blijven kleven, steeg na steeg, al is allang duidelijk dat we gids nummer duizend niet nodig hebben. En soms een tikje op je rug: kleine steentjes. En dan geen lachende kinderen achter je, maar kwade koppen.
Het dieptepunt komt als we in de schemering bij het "hyena-voeden" aankomen, een attractie die eruit bestaat dat hyena’s voor een kunstje uit de woestijn worden gelokt. Auto’s van bezoekers verblinden de dieren, die vervolgens stukken vlees eten van een stokje dat gestoken is tussen de tanden van één van de mensen die hier werken. We lopen aan, besluiten er geen zin in te hebben – wilde hyena’s zijn weerzinwekkend vieze dieren – en draaien ons om.
Hoho, dat gaat zomaar niet. Eerst betalen, en flink. Maar we hebben niets gezien, niets gefilmd! Niets mee te maken, gillen de dierentemmers nu, die nog net niet handtastelijk worden als we in onze auto stappen, op weg naar ons hotel. Het brute feit dat onze Ethiopische chauffeur, een oud-majoor uit het Ethiopische leger, gewoon maar op het gaspedaal gaat staan, blijkt de enige oplossing. Nooit meer Harar, zweren we, geprikkeld als we zijn door de opdringerige stedelingen.
Pas veel later, als de foto’s op de computer groot in beeld voorbij komen, het inzicht: mooier wordt reizen niet.