Geen land in de wereld trekt zo veel toeristen met muziek als Jamaica. Bob Marley is daarbij de absolute trekker. Donderdag is het 25 jaar geleden dat de zanger overleed. Een bedevaart naar zijn graf.
Zodra de platendraaier op de dancehallparty van uitspanning Jus’cheers in St. Ann’s Bay op verzoek muziek van Bob Marley opzet (‘for da tourist’) blijft de betonnen parkeerplaats die als dansvloer dient, leeg. Als lokale helden als Beenie Man worden opgezet, stroomt de vloer weer vol.
Bob Marley – hij zou dit jaar 61 zijn geworden – mag dan officieel een Jamaicaanse volksheld zijn, zijn muziek wordt op het eiland niet meer als relevant beschouwd. De nummers, onvermijdelijk in hotels en toeristenrestaurants, klinken elders zelden.
Er zijn maar weinig vakantiebestemmingen waar muziek tot de belangrijkste trekkers behoort. Jamaica is in dat segment de absolute marktleider en Bob Marley is, alhoewel al 25 jaar dood, de vaandeldrager. Marley is wat klompen en tulpen voor Nederland zijn.
Het nummer One love geldt als officieus volkslied om buitenlandse bezoekers te lokken. In Kingston heeft Marley zijn eigen museum en een standbeeld. Maar het hart van de verering ligt ver buiten de toeristenroutes, in het gehucht Nine Mile, anderhalf uur hobbelen van de hotels van Ocho Rios.
Nine Mile is een van de merkwaardigste bedevaartsoorden ter wereld – en zeker het sjofelste. Het plaatsje wordt gedomineerd door een heuvel waarvan één zijde geheel in gebarsten beton gegoten is, een effectieve manier om regenwater op te vangen. Langs de weg zijn wat huisjes en een café. En een lange, barse muur. Daarachter ligt de Bob Marley-compound.
Wanneer het hek opengaat, glipt de lokale bevolking mee naar binnen om het bezoek joints en wiet aan te bieden. Een wacht bonjourt ze naar buiten; de verkoop van rookwaar is voorbehouden aan de huisdealers, die hun waar via een luik in de muur aanbieden; erboven staat ‘Smoking Zone’.
Het gastenboek bewijst dat Jamaicanen niet vaak langskomen – dat de toegangsprijs een weekloon bedraagt, zal een rol spelen. Wel veel Britten, Italianen, opvallend veel Nederlanders – gezien het relatief kleine aantal landgenoten dat het eiland bezoekt – en een enkele Amerikaan.
Marley’s laatste rustplaats is een winstgevende zaak. In de souvenirshop moet, na enig wachten, een toegangsprijs van vijftien Amerikaanse dollar per persoon worden betaald. De wachttijd kan worden gebruikt om de even overvloedige als overbodige parafernalia te bekijken; behalve drie tamelijk ongeïnspireerde kledinglijnen zijn dat zaken als een Marleyklok (vijftig dollar), strandhanddoek (twintig dollar), geurkaarsen ($10); de Inspirational Incense is afgeprijsd naar drie dollar.
Onze gids is een authentieke rastafari – om tien uur ’s ochtends ook volop in de bijbehorende staat. Hij begroet al het bezoek met de traditionele rastahanddruk waarmee liefde, vrede, eenheid en respect wordt uitgedrukt. Lijzig – de zon staat hoog en de ganja slaat toe – vertelt hij over Marley’s leven, gelardeerd met songteksten waarin frasen uit het oude testament naadloos doorlopen. Zo omlijst hij de beschrijving van een grote kei, waarop Marley volgens de doorrookte overlevering zijn inspiratie opdeed, met de tekst van Talking blues, het lied dat aan de steen is opgedragen. Achter ons zingen kinderen die op de omheining zijn geklommen, vals en uit de maat mee. De gids besluit elke uitleg met een balkende lach, die hij desgevraagd toeschrijft aan de zanger.
Het complex ligt tegen een heuvel aan: acht hectare vruchtbare grond die Marley’s opa tot de rijkste boer uit de omgeving maakte. Marley’s geboortehuis is inmiddels vervangen door een trio onaanzienlijke gebouwen, naast de souvenirshop is er een café voor de toeristen en het luxueus ogende huis van Marleys moeder. Cedella Booker verblijft er als ze niet in Miami de familiezaken bestiert.
Het hoogtepunt van de Marleycompound ligt aan de andere kant van een stijl, met rozen, varens en hennep omzoomd pad dat naar ‘Mount Zion’ leidt. Bovenop de heuvel, die in Marleys peutertijd ongetwijfeld anders zal hebben geheten, ligt de lage tweekamerhut – ruwstenen muren en golfplaten dak – waarin de zanger zijn jeugd doorbracht. Een bed en een wankel tafeltje zijn de enige meubelstukken. Een gehaakt kussen laat een landhuis zien en de tekst ‘bless this home’. Op een bijzettafeltje staan familiefoto’s.
Twintig passen ernaast is het witgekalkte mausoleum waarin het gebalsemde lichaam van de zanger in een messing kist is opgebaard, samen met dat van halfbroer Anthony Booker, die in 1992 door de politie van Miami werd doodgeschoten. Bezoekers moeten hun schoenen uitdoen, onze gids zet ook zijn gebreide muts af. Hij roffelt op de deur, ‘om Bob te waarschuwen’. Binnen branden kaarsen en ruikt het naar wierook.
Het kerkachtige gebouw – inclusief gebrandschilderde ramen – wordt gedomineerd door een marmeren tombe. Het marmer is een geschenk van Ethiopië, het beloofde land van de rasta’s. De tombe wijst richting oosten, als de zon opkomt valt die door een raam met een davidsster naar binnen, ‘om Bobs gezicht te begroeten’.
Om de tombe liggen Afrikaanse kleden, een voetbal, een gitaar, een joint. een bijbel. Vanaf de muren kijkt de Ethiopische keizer Haile Selassie neer, naast een beeltenis van Rita Marley en Marcus Garvey, de Che Guevara van Jamaica. Aan een zijmuur hangt een gouden plaat uit Australië, voor Exodus. Tegenover de tombe staat een geïmproviseerd altaar waarop bezoekers wat onbestemd spul hebben neergelegd.
Rastafari hebben een wat andere kijk op de dood. Marley’s lichaam is gebalsemd, meldt de gids en ligt 1.80 meter boven de grond – zijn exacte lengte.
De vraag is: hoe lang nog. Met enige regelmaat dreigt Marley’s bekendste weduwe, Rita, het lichaam over te brengen naar Afrika: naar Ethiopië, Kenia of Ghana. Bob zou het zo gewild hebben.
Marley’s nagedachtenis is, zoals in zo vele families, een bron van controverse. Zijn laatste rustplaats wordt goeddeels vanuit Miami bestierd door de ene factie, rondom zijn tachtigjarige moeder en zijn halfbroer Richard Booker. De rivaliserende familietak, met ‘hoofdweduwe’ Rita, is verantwoordelijk voor het Marleymuseum in Kingston. Een verhuizing van Bobs lichaam zou dat museum verlossen van een concurrent.
Het heeft de verhoudingen tussen beide facties nogal onder druk gezet. Evenmin heeft meegeholpen dat Rita Marley haar man vorig jaar in haar biografie voor verkrachter uitmaakte – een biografie die wel weer in de souvenirshop te koop is.
Ongeacht de lokatie van Bob Marley’s lichaam is het de vraag hoe lang de zanger nog toeristen naar Jamaica trekt. Jonge Jamaicanen beschouwen hem al zoals jonge Europeanen de Rolling Stones beschouwen: als anachronisme. Hoeveel toeristen van hun generatie zullen straks de hobbelige bedevaart naar Nine Mile maken?
Tekst: Herman Stil